De officiële opening van het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ’t Hart op donderdag 25 november is een groot succes geworden. In een bomvolle zaal van het Koningshof genoten genodigden en vrienden van de stichting van de bijdragen van Anton Kortweg en Maarten van Buuren, twee leden van het Comité van Aanbeveling.
Elik Lettinga, de directeur van uitgeverij De Arbeiderspers overhandigde het eerste exemplaar van ‘Een dienstreis naar Maassluis’ aan Koos Karssen, de burgemeester van Maassluis. De jarige Maarten ’t Hart zelf las een gedeelte voor uit dit boekje, dat speciaal voor ter gelegenheid van de opening is uitgebracht in een gelimiteerde oplage van 500 exemplaren. Daarna opende Maarten het fysieke documentatiecentrum.
Volop aandacht in de media
De opening van het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ’t Hart is in de media niet onopgemerkt gebleven. Vooraf berichtten de literaire websites: www.literatuurplein.nl , www.depapierenman.be en www.boekendingen.nl over de opening, evenals het tijdschrift BoekBlad. Het ANP-bericht verscheen onder andere op nu.nl en in vrijwel alle Nederlandse kranten. In het AD Rotterdams Dagblad verscheen op woensdag 24 november onder de titel ‘Géén fan Maarten ’t Hart’ een interview met Ardjan Noorland over het verzamelen van het werk van ’t Hart.
TV Rijnmond was bij de opening aanwezig en besteedde ruime aandacht aan het documentatiecentrum in de nieuwsuitzending van 25 november.
Voor Radio Rijnmond maakte Bram Wesdorp een verslag van de opening.
Voorafgaand aan de opening had Radio Rijnmond op 25 november ’s ochtends reeds een interview met Wouter van Heiningen over het documentatiecentrum.
Op vrijdag 26 november deed de Telegraaf verslag van de opening in het artikel ’Maarten ontmoet Maarten’. Ook het Algemeen Dagblad berichtte over de opening.
In de Echo van Maassluis verscheen het artikel ‘Maassluis verdiept zich in ’t Hart’. Foto: Roel Dijkstra.
In de Schakel van Maassluis verscheen op 2 december het artikel ‘Schiedammers zijn nog veel erger’ van de hand van Chrit Wilshaus. Maarten ‘t Hart had er wel lol in om het documentatiecentrum te openen en als eerste te bekijken. Foto’s: Roger van der Kraan.
In het tijdschrift INKT! van 1 december verscheen een interview met Maarten ’t Hart over het documentatiecentrum.
De website www.maartenthart.nl kon rekenen op waardering in de pers. Zo schreef Frank Hellemans in Knack op 26 november het artikel ‘Maarten ’t Hart heeft eigen museum’, over de “rijk gestoffeerde website”, die “niet zomaar een etalage om voor het eigen winkeltje reclame te maken, zoals dat al te vaak het geval is in de literaire wereld (…) Het gebeurt de laatste tijd wel vaker dat gerenommeerde auteurs bij leven en welzijn een digitaal platform krijgen om hun rijke oeuvre via het net te ontsluiten – denk maar aan Hella Haasse – maar dat iemand zo jong als ’t Hart nu reeds een jas voor de literaire eeuwigheid krijgt aangemeten, zegt veel over de sterrenstatus van deze populaire verteller”.
Ook www.boekendingen.nl kon de website waarderen en noemt deze een “toonbeeld van mooi verzorgde en uitgebreide informatieverstrekking (…). Vooral de bibliografie, het werk van Ardjan Noorland, is schitterend uitgevoerd in 5 delen, die als Issuu-document zijn te raadplegen”
december 12th, 2010 at 18:41
Voor het gesproken tijdschrift Pointe (van blinde en slechtziende schrijvers en dichters) heb ik, redacteur van dit periodiek, het volgende over de opening van het documentatiecentrum geschreven.
OPENING NATIONAAL DOCUMENTATIECENTRUM MAARTEN ’T HART
door Jaap van der Hoest
Op donderdag 25 november 2010 – de dag waarop de schrijver zelf de leeftijd van 66 jaar bereikte – werd in Maassluis het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ’t Hart geopend. Aan de opening ging een programma vooraf van presentaties, orgelmuziek, lezingen en vraaggesprekken. Op deze wijze werd de auteur in facetten van zijn leven en zijn schrijfwerk neergezet in het Maassluise Koningshof.
Als ergens een documentatiecentrum voor Maarten ’t Hart aanwezig behoort te zijn, is dat in Maassluis. In deze plaats werd hij geboren en groeide hij op totdat hij, na zijn HBS-tijd, naar Leiden vertrok, waar hij aan de universiteit ging studeren. Uiteindelijk zou hij in Warmond zijn woonplaats vinden. Hoewel hij er welbeschouwd slechts zijn eerste achttien levensjaren heeft gewoond, is Maassluis direct of indirect steeds in zijn boeken aanwezig gebleven. Hieruit kan opgemaakt worden dat de manier van leven en de mensen in dit kleine stadje aan de Nieuwe Waterweg – dat in Maartens jongensjaren nog geen 10.000 inwoners telde – behoorlijk op hem heeft ingewerkt. En wie iets van hem heeft gelezen, weet dat aan de levenswijze in en aan de inwoners van het Maassluis van Maarten ’t Hart het gereformeerde geloof nauw is verbonden. Zelf gelooft hij al ruim veertig jaar niet meer, maar de strenge leer en de inhoud van de Bijbel hebben een onuitwisbare invloed op hem gehad.
Ik kan niet ontkennen, dat ik belangstelling heb voor de schrijver Maarten ’t Hart en zijn werk. Het is niet alleen dat ik een paar overeenkomsten met hem heb – 25 november als verjaardag (die hij overigens niet viert), Maassluis als woonplaats (hij toen en ik nu) en een gereformeerde opvoeding (die hij anders heeft verwerkt dan ik heb gedaan) -, ik vind zijn groei en ontwikkeling tot de schrijver die hij is geworden bijzonder. Maarten ’t Hart is in een klein huisje in de Patijnestraat te Maassluis geboren, in de hongerwinter (1944). Zijn vader was eerst tuindersknecht, later werd hij plantsoenmedewerker en uiteindelijk grafmaker (aanspreker) op de algemene begraafplaats van de gemeente. Maarten ging naar een eenvoudige lagere school, waarop arbeiderskinderen zaten. Het was uitzonderlijk dat hij – op initiatief en voorspraak van zijn onderwijzer – naar de H.B.S. in Vlaardingen mocht gaan. En het bleef niet bij een goede middelbare school, hij ging ook naar de universiteit van Leiden. Het werd een studie biologie. Hij studeerde niet alleen af, hij promoveerde ook. Voor zijn promotie onderzocht hij het doorkruipgedrag van de driestekelige stekelbaars. Hiervoor nam hij langdurig – zittend voor acquaria – dit kleine visje waar. Ik acht het niet onwaarschijnlijk dat dit langdurige bekijken zijn observatievermogen in het algemeen sterk ontwikkeld heeft. Maarten ’t Hart is, althans naar mijn opvatting een visueel schrijver. Hij geeft er in zijn boeken blijk van veel te zien door niet zuinig te zijn met beschrijvingen. Voor lezers die met hun ogen geen vat kunnen krijgen op omgevingen, kan dat prettig zijn. Bij mij is dat in ieder geval zo.
Maarten is van jongetje uit een eenvoudig, sober levend, gezin uitgegroeid tot een Nederlandse auteur van betekenis. Over zijn leven, zijn omgeving, Maassluis en zijn denken heeft hij met zijn schrijverspen in zijn boeken en overige publicaties en mondeling in zijn optredens in radio- en televisieprogramma – een paar maanden geleden nog in ‘Zomergasten’- veel verteld. Hij wordt vaak een verteller genoemd en hij noemt zichzelf ook zo. Dat betekent, overigens, niet dat hetgeen hij in zijn stromende zinnen giet, volledig overeenstemt met feitelijke gebeurtenissen en dat de mensen die hij in zijn werken opvoert steeds samenvallen met ware personen. Daar wijst hij op, als hem wordt verweten dat hij iemand onjuist heeft beschreven of neergezet in één van zijn boeken. Hij voert er dan bij aan, dat hij van meerdere personen één figuur, één type, heeft gemaakt.
Zijn vertellend schrijven heeft – ik wil dat niet onvermeld laten – gevolgen voor zijn stijl. Maarten wil liever in een flux een passage op papier zetten en het dan zo laten staan, dan dat hij na iets geschreven te hebben vervolgens veel gaat schrappen en tussenvoegen. Hij is geen stilist die lang vijlt en poetst aan zijn zinnen. Daar wil hij ook geen doekjes omwikkelen.
Ik keer terug naar de opening, beter gezegd: naar de aanloop daartoe. Door de voorzitter van stichting Nationaal Documentatiecentrum, die het openingsprogramma presenteerde, werd Ardjan Noorland voor de aanwezige genodigden en Maassluise belangstellende geïnterviewd. Ardjan Noorland – zelf geen Maassluizer, maar Rotterdammer – is een groot verzamelaar van het werk en bijkomende zaken van Maarten ’t Hart. Hoewel van hem gezegd wordt dat hij wel 19.000 zaken verzameld heeft, wil hij het zelf op zo’n 15.000 houden. Natuurlijk zijn alle boeken van de schrijver, in alle edities, evenals de vertalingen, in Noorlands verzameling opgenomen. En dan zijn er allerlei stukken van Maartens hand en uiteraard veel materiaal over hem, ook uit het buitenland (vooral uit Duitsland, waarin vertalingen een aanzienlijke lezerskring kennen). Deze verzameling vormt een belangrijke basis voor het documentatiecentrum, dat zowel in de vorm van wisseltentoonstellingen in de openbare bibliotheek van Maassluis, gelegen naast het culturele centrum De Koningshof, is ondergebracht, als in digitale vorm op de website http://www.maartenthart.nl is geplaatst, waar steeds meer raadpleegbaar is.
In het openingsprogramma gaf vervolgens Maarten van Buuren een inleiding. Hij is hoogleraar Franse letterkunde, maar ook auteur van een vorig jaar verschenen boek over een wijk in Maassluis, die aan de Waterweg ligt en Het Hoofd wordt genoemd. Deze Maarten en Maarten ’t Hart emailen regelmatig en uit deze correspondentie las Van Buuren met humor doorspekte passages voor. Zij kenden samen veel Maassluizers uit hun jeugd en haalden, elkaar stimulerend, in hun e-mails herinneringn op, waarin meisjes van vroeger een niet onbelangrijke rol speelden. Zij vroegen zich af hoe deze er na zoveel jaar zouden uitzien. De aantrekkelijkheid zou wel verloren zijn gegaan. Het vage besef dat hun eigen uiterlijk ook door de tijd wijziging had ondergaan, wilden zij liever onderdrukken.
Vanuit de toehoorders werd – na het beluisteren van de voorgelezen passages uit de elelektronische correspondentie – aan verzamelaar Ardjan Noorland gevraagd of e-mails ook verzemeld worden. Daarop volgde geen eenduidig antwoord, omdat er afhankelijkheid bestaat van steeds vernieuwende techniek. Vanuit de zaal kwam de suggestie om dan maar uit te printen.
Wat zou een programma voor Maarten ’t Hart zijn zonder aandacht voor klassieke muziek? Kennelijk was deze vraag ook bij de voorbereiding van de openingsanloop voor het documentatiecentrum gerezen, want er werden twee stukken orgelmuziek – waaronder ‘Jesu, meine Freude’ van Bach – ten gehore gebracht.
Anton Korteweg, de oud-directeur van het Letterkundig Museum en dichter, hield ook een inleiding. Hij haalde een paar anekdotes op over gebeurtenissen die hij met Maarten ‘t Hart had gedeeld. Daar liet hij het niet bij. Als gepensioneerd museumdirecteur bracht hij overwegingen over het verzamelen van materiaal en voorwerpen van schrijvers naar voren. Hij toonde zich geen voorstander van zomaar alles bewaren.
Omdat Maassluis trots is op Maarten ’t Hart – en de gemeente de website van het documentatiecentrum financieel mogelijk maakt – trad haar burgemeester in het openingsprogramma op. Hij uitte zich lovend over de schrijver, liet de aanwezigen ‘lang zal hij leven’ zingen vanwege diens 66‘ste verjaardag en overhandigde een ingelijste vergroting van een foto van Maartens kleuterschool.
De burgemeester kreeg zelf een boekje met de titel ‘Een dienstreis naar Maassluis’ overhandigd van de redacteur van Maarten ’t Hart bij diens uitgeverij De Arbeiderspers. Deze redacteur, Elik Lettinga, hield verder voor de aanwezigen in de zaal een ineteressante inleiding over Maarten vanuit haar beleving. Zij zei hem voor een uitgever een ideale schrijver te vinden. Hij komt niet met bijzondere eisen, heeft geen last van writer’s blocks, vraagt geen voorschotten en levert teksten voor boeken in, die kant en klaar zijn. Maarten vraagt wel haar begeleiding bij buitenlandse reizen. En omdat hij erg afgelegen woont in Warmond, heeft zij haar rijbewijs moeten halen om hem te kunnen bereiken. Zij had het niet over het feit dat Maarten zelf, zoals hij in één van zijn boeken heeft geschrevn, nooit voor een rij-examen heeft kunnen slagen en vanwege de stress die de pogingen opleverden het maar heeft opgegeven.
Ter afsluiting van het openingsprogramma kwam de schrijver zelf voor de zaal en achter de microfoon te staan. Hij lichtte kort de totstandkoming van de inhoud van het aan de burgemeester overhandigde, speciaal voor de opening uitgegeven, boekje toe. Omdat hij niet wilde voldoen aan het verlangen van zijn Duitse uitgever om naar Duitsland te komen om daar een rondreis, met alles wat daarbij hoort, voor zijn lezers te maken, was besloten dat zij naar Maassluis zouden komen. In deze, immers in de boeken van Maarten ‘t Hart belangrijke, plaats was een rondwandeling langs te herkennen plekken gepland. Hij wilde daaraan op een terughoudende wijze meewerken. Dat zou inhouden, dat hij op een gegeven moment de wandelende groep Duitse bezoekers tegemoet zou lopen. Volgens de gemaakte afspraak reisde Maarten per trein naar Maassluis en begon een wandeling die tot aansluiting bij de groep bezoekers zou leiden. Zover kwam het echter niet. Achteraf bleek dat zijn Duitse lezers met een reisprobleem geconfronteerd werden. Hiervan had Maarten op de hoogte gesteld kunnen worden, als het mogelijk was geweest hem te bellen. Dat was echter niet het geval, want hij heeft geen mobieltje. Onwetend van de onmogelijkheid waarmee de lezersgroep geconfronteerd werd, liep hij een paar keer in tegenovergestelde richting de route, hetgeen de afgesproken ontmoeting zou opleveren. Het effect deed zich niet voor, maar al wandelend en rondkijkend begon zijn geheugen te werken. De opgeborrelde herinneringen en de omstandigheden waarin dit proces zich voordeed, verschaften Maarten het materiaal om het boekje te kunnen schrijven.
Hij las eruit voor op zo’n manier dat het plezier van het schrijven hoorbaar was. Of het echt gebeurd was zoals het is geschreven, speelt zeker op zo’n moment geen rol. De tekst en de presentatie ervan maakten de vertelling geloofwaardig.
Omdat Maarten moest wachten op zijn niet komende Duitse lezers belandde hij in een rust, die hem – schrijver, maar geen dichter – de gelegenheid bood een ode aan Maassluis te schrijven (in zijn woorden: te componeren). Het is het slot van het boekje en zodoende rondde hij er zijn voorlezing – licht apotheotisch – mee af.
Ik citeer dit, 14-regelige, ironische gedicht:
ODE AAN MAASSLUIS
Maassluis, ooit boordevol bedrijvigheid,
met van de scheepvaart vooral een vleug,
op Maasland aan, de vlietenwijk,
die bidt en zich nog Abraham Kuyper heugt.
Maar in de haven liggen ze te kijk,
museumschepen met de vlag halfstok,
want visserij is hier verleden tijd.
De sleepdienst Smit & Co vertrok.
Maassluis, je tikt ertegen en het gromt,
al is de stoomfluit van De Neef verstomd.
Geen touwbaan meer, geen Wallramit,
geen loods die nog zijn diensten biedt.
Zet er een hek omheen bij ’t volgend jubileum.
Dit is geen stad, dit is een mausoleum.
Alle aanwezigen bij het openingsprogramma konden na de afronding ervan naar de naastgelegen bibliotheek lopen om het fysieke gedeelte van het documentaticentrum te bekijken en een exemplaar van het boekje ‘Een dienstreis naar Maassluis’ in ontvangst te nemen.
Omdat ik – aanwezig en vriend van het Nationaal Documentatiecentrum Maarten ’t Hart geworden – een exemplaar heb ontvangen, kan ik iets over dit boekje vertellen. Het is uitgebracht ter gelegenheid van de opening van het centrum op 25 november 2010. Het verhaal dat erin is opgenomen vormt een voorpublicatie van ‘Dienstreizen van een thuisblijver’, dat in februari 2011 zal verschijnen bij Utgeverij De Arbeiderspers, als derde boek van Maarten ’t Hart in de reeks Privé-domein. De titels van zijn eerder in deze reeks verschenen boeken: ‘Het roer kan nog zesmaal om’ en ‘Een deerne in lokkend postuur’.